De lichtpunten, de mensen die er toe doen

Interview door Pascal van der Maas, juni 2023

‘Wat ik altijd gehoopt heb, is dat ik, door voor andere mensen open en zichtbaar te zijn, het voor degenen na mij makkelijker zou maken. Dat is altijd een bewuste keuze geweest.’ Zo sluit Mel zijn verhaal af.

Ik was zoals Dave
Mel en Frank  Vanaf dat ik 4 jaar was gingen we vaak uit eten bij Bistro de Bok. Daar had ik een klik met Dave, een homoseksuele man die daar werkte. Ik was zoals Dave voelde ik, maar dat kon ik toen nog niet vertalen. Als ik met mijn moeder kleding ging kopen, liep ik naar de jongenskleding. Op mijn lagere school heerste een hele open sfeer, ook de buurt waar ik woonde was vrij, een flower power omgeving. Mijn ouders waren geen flower power, maar ik kreeg wel lego en playmobil en hoefde niet met poppen te spelen. Als jong kind zei ik al "ik wou dat ik een jongen was", later werd dat "ik bèn een jongen".

Een unicum
Op mijn 16e kregen we op school een boekje, ’16 ofzo’ was de titel. Daarin stonden telefoonnummers van homo-lesbische organisaties. Zo kwam ik ook bij informatie over transseksualiteit uit, daar zocht ik eigenlijk naar. Toen ik mijn buurvrouw in vertrouwen nam, vertelde ze dat een leerling van de school waar ze werkte was overleden tijdens de transitie. Dat beeld kreeg ik mee. In de jaren ’80 waren er geen voorbeelden. Als jongere had ik verschillende relaties met meiden. Binnen de lesbische wereld mocht ik mannelijk zijn. Dat bleek uiteindelijk toch niet genoeg en ik werd me er steeds meer van bewust dat ik een man ben en op mannen val. Voorbeelden waren er niet, op een klant van de winkel van mijn ouders na, een trans vrouw. Maar een trans man… In Nijmegen was ik een ‘unicum’, het verleden was vergeten, er waren geen referentiepunten en er was nog geen enkele (voor mij) zichtbare trans man in Nijmegen. Informatie vond ik via het net opkomende internet op bulletinboards van universiteiten in de VS waar ik via de computer van vrienden op kon kijken. We hebben in Amsterdam de T&T-groep bezocht, waar ze niet zo goed wisten wat ze met me aanmoesten, er kwamen daar destijds alleen travestieten en transvrouwen.

Mel en Frank in Villa Lila

1996 plusminus  Frank en Mel in Villa Lila  Hans Dircks

Pinkeltje, Villa Lila en COC [midden jaren 90]
Bij Pinkeltje, in die tijd de organisatie voor ho-le-bi jongeren, was ik duo-coördinator van de introductiegroepen. Als vrouw, de andere helft van het duo was een jongen. Er werd toen nog heel gescheiden gedacht, man / vrouw. Toen ik startte met mijn transitie ben ik daarom gestopt als coördinator. Bij Pinkeltje werd, toen ik vertelde dat ik jongen ben, initieel goed gereageerd.
Bij Villa Lila lag dat heel wat ingewikkelder. De toenmalige secretaris, Hans van de Riet, vertelde me dat we door de Villa vanwege mijn relatie met Frank als heterokoppel beschouwd werden. Maar dat waren we niet. Ze zagen een jongen en een meisje. Dat impliceerde dus dat we in de Villa niet thuis hoorden. En dat daar over vergaderd moest worden. Op persoonlijk vlak kreeg ik geen expliciet negatieve reacties, vanuit de organisaties wel. Ze konden er niet mee omgaan.
Ik kreeg al vlot een relatie met een homoman (waarmee ik inmiddels 27 jaar samen ben, waarvan 22 jaar getrouwd) en meerdere mensen zeiden "als Frank op je valt, dat moet je wel een jongen zijn". Bij Het COC werkte een medewerker, René, die het zo vanzelfsprekend vond, het zou niet eens in hem op hebben kunnen komen dat wat wij zeiden anders zou kunnen zijn. Hij gaf ons support. (Het is dezelfde persoon die het verhaal van het transseksuele koppel aan de Nieuwe Markt van nabij had meegemaakt).
Bij het Leerfeest in Nijmegen werd ik vrijwilliger bij de garderobe. Ik had nog lang een hoge stem, dat gaf wel eens een verbaasde blik als de muziek ineens zachter ging en mijn stem daardoor meer hoorbaar was, maar de sfeer was daar ontspannen en positief.
Ik denk dat in de homo-lesbische beweging, die nog hartstikke binair was, er een sfeertje was van ‘wij zijn geaccepteerd, laten we het niet ingewikkelder maken, want dan zetten we alles op het spel.’ Het hele transgebeuren was nog een brug te ver. Pinkeltje was al wat gemixter. Biseksuelen hadden er een plek, zonder dat meteen gezegd werd dat ze nog niet konden kiezen en dat het niet bestond. Mensen waren nieuwsgierig, belangstellend en ik was heel open over mijn transitie.

Omgeving: uit elkaar gegroeid?
Veel van de mensen die ik van voor mijn transitie kende, waar ik bevriend mee was, zie ik sindsdien niet meer. Je weet dan niet hoe dat komt, ben je gewoon uit elkaar gegroeid? Of speelde er meer. Ik weet nog wel dat ik soms het gevoel had dat mensen me kwalijk namen dat mijn transitie een groot deel van mijn tijd en aandacht opslokte, of dat ik ergens niet bij kon zijn door behandelingen en operaties. Er zijn wel vriendschappen uit beeld geraakt. Konden ze het niet hanteren? Sommige mensen waren vlakbij het ziekenhuis waar ik opgenomen was, maar het lukte ze niet mij te bezoeken. Maar de meest hechte vrienden zijn er nog. Sommige mensen vormden de lichtpunten, dat zijn de mensen die er toe doen.  Mel en Frank

Echtgenoot Frank vult aan dat de reacties van de omgeving hem niet zo raakten. "Ik weet nog dat ik Mel voor het eerst zag, hij werd geïnterviewd voor een stage in de Villa, ongeveer anderhalf jaar voor de start van zijn transitie. ‘Wat een leuke jongen is dat’, zei ik tegen een Villa medewerker. Wat goed is is goed, daar hoef je niet over na te denken. Daar was ik onbevangen in. We zijn gefocust geweest op er voor elkaar zijn, ik ben er voor Mel, Mel is er voor mij. Dan doet de omgeving er niet meer zo toe."

Transitie
Mel en Frank  Op mijn 24e, in 1996, heb ik aan mijn huisarts een verwijzing gevraagd naar de genderpoli in Arnhem. Op mijn 25e had ik de eerste afspraak. Het hele traject duurde ongelooflijk lang, drie jaar maar liefst. En nu zijn de wachtlijsten nog veel langer, alleen al het wachten op de eerste afspraak duurt jaren. Dat is vreselijk.
De hormonen zijn heftig, dat doet veel met je lichaam en je komt eigenlijk tegelijk in de vrouwelijke overgang en de mannelijke pubertijd. Tegelijkertijd pittig en fantastisch. Toen de genderafdeling in Arnhem sloot moest ik naar het VU in Amsterdam. Dat was geen gemakkelijke overgang. Je kwam er niet zomaar binnen, pas toen ik aangaf mijn operatie desnoods zelf te zullen bekostigen in het buitenland, werd ik toegelaten.
Een anekdote, die helaas ook schrijnend en exemplarisch is voor de zorg daar; na mijn operatie lag ik ruim een week op de verpleegafdeling. Er was maar één toilet op de afdeling, zowel voor gasten als voor (net geopereerde) patiënten. De bedden werden niet verschoond. Er werd niet schoongemaakt, op een schijnbeweging na, een geschrokken schoonmaker die meteen rechtsomkeert maakte. Je werd niet gewassen. Kreeg te lage dosering pijnstillers, paracetamol. En toen we door de overgang naar wintertijd een uur extra hadden, weigerden ze de pijnstilling ook maar een minuut eerder te geven, terwijl ik echt flink wat pijn had. Het idee dat je beter herstelt als je minder pijn hebt werd daar niet omarmd, je moest blij zijn dat je überhaupt behandeld werd. Dat is tekenend voor het proces.

De manier waarop in Nederland de transitie destijds geregeld was drukt nog steeds een stempel op mijn huidige leven. Om juridisch je geslacht te laten wijzigen moest je toen nog verplicht gesteriliseerd worden. Het VU ging daar vrij hypocriet mee om. De hysterectomie besteedden ze uit aan het ziekenhuis in Almere, omdat ze zelf geen ‘vrouwen’ wilden steriliseren. We hebben nog gevraagd of het mogelijk was eicellen in te vriezen, maar het werd meteen duidelijk dat alleen al het stellen van die vraag mijn transitietraject in gevaar zou brengen. Een kinderwens werd opgevat als vorm van twijfel en dat kon aanleiding zijn om meteen de hele transitie stop te zetten. Ik wilde toch man worden? Dan moest ik wel precies doen wat zij zeiden. En als transseksueel mocht je geen nageslacht meer kunnen produceren.
Voor de verplichte sterilisatie zijn door de Nederlandse overheid excuses aangeboden. Maar is dat genoeg, en is dat breed genoeg? De betrokken artsen waren daar niet bij betrokken. Dat heb ik in dat proces wel gemist. Je kunt je er niet vanaf maken met ‘we voerden alleen het beleid uit’.
Zoals ik de generaties voor mij dankbaar ben dat ze de transities überhaupt mogelijk gemaakt hebben, zo mooi is het dat er nu keuzevrijheid is op basis van de lichamelijke integriteit en wensen van de mensen die het betreft zelf.

Terugkijkend
In retrospectief zie ik ups en downs in mijn hele proces, maar overheerst een positief gevoel. Frank en ik hebben het goed samen. Op onverwachte plekken kreeg ik positieve reacties. Dat zijn de pareltjes. Maar nu realiseer ik me ook meer dan toen, een tijd waarin andere normen heersten, dat ik gediscrimineerd ben. Als transseksueel (een term die ik voor mezelf gebruik) wordt je wel ingeprent dat je tweederangs burger bent, het afvoerputje van de maatschappij, dat zag je terug in het beleid en de keuzes die voor je gemaakt werden, de reacties van organisaties, werkgevers, artsen. Er was zoveel onbegrip en onwetendheid. Dat een plek geven is voor iedereen die dat ervaren heeft een proces van jaren. Als mensen er vrij expliciet niet zijn, dan doet dat je wat. Soms lijkt het onwil om te begrijpen wat de transitie met je doet, wat het inhoudt. De maatschappij claimt makkelijk en tolerant te zijn, maar als het allemaal rozegeur en maneschijn was, dan had ik hierover nu positiever kunnen zijn. Maar hoe lastig het soms ook was of is, het is het allemaal waard. Mel en Franks

Dit interview is gehouden omdat Mel door velen is genoemd als degene die verschil gemaakt heeft. In het anders aankijken tegen transseksualiteit, in het wegnemen van onwetendheid en onbegrip, in het eigen proces van mensen om met hun gender om te gaan. En dat zien we ook nu nog terug in het open klimaat bij Dito!, in meerdere projecten en activiteiten die soms jaren later opgezet zijn met trans als thema, in de empathie van mensen.